illustraties: Jan Jutte
Gottmer, april 2016
Bekroond met een Zilveren Griffel 2017
De mama van Jip heeft een baby’tje in haar buik! Het duurt nog lang voor het groot genoeg is om geboren te worden, want het is nu nog ongeveer zo groot als een playmobil-poppetje. Jip mag mee naar Loes; een soort dokter die alles weet over baby’s in buiken. Zij vertelt dat de baby een jongetje gaat worden.
Mama’s buik wordt steeds dikker. Dat komt doordat de baby groeit. Maar hoe is die baby eigenlijk in mama’s buik gekomen? En hoe komt het dat een mevrouw in de wachtkamer bij Loes twee baby’s in haar buik heeft, en mama maar eentje? Het broertje van Bram ging dood omdat hij te vroeg geboren werd. Wat als Jips broertje ook te vroeg komt? En hoe kan het dat Thomas twee moeders heeft en geen vader?
Jip heeft heel veel vragen en die worden allemaal geduldig beantwoord door papa en mama. Het duurt heel lang, maar eindelijk wordt het broertje van Jip dan toch geboren. En hij heet… Gijs!
Kleuter Jip had tot nu toe het rijk alleen, dus ze moet even wennen aan het idee dat er een kindje bij komt. Ze heeft gelukkig een lieve mama en papa, die taboes niet uit de weg gaan. Mama vertelt aan haar piepjonge dochtertje hoe baby’tjes nou eigenlijk gemaakt worden, inclusief het verhaal rondom eitjes en zaadjes.
Verdriet om een overleden kindje, een IVF-zwangerschap bij lesbische ouders; het wordt allemaal besproken. Dit maakt van Baby’tje in mama’s buik niet alleen een voorleesboek over het krijgen van een broertje of zusje, maar ook een voorlichtingsboek over seksualiteit. De toon is open, liefdevol en positief, maar de vraag is of kleuters al op deze (soms nogal abstracte) informatie zitten te wachten.
Heel herkenbaar is de boosheid en verwarring van Jip als zij een andere kamer krijgt, omdat haar kamertje voor de nieuwe baby is. Ook dat komt aan bod. Bij elkaar opgeteld is Baby’tje in mama’s buik zeer volledig en daarmee ook een tikje vol.
De mooie gekleurde illustraties van Jan Jutte vullen de tekst fantasievol aan. Alles bij elkaar is Baby’tje in mama’s buik een uitgebreid voorleesboek om samen over te praten, voor kleuters die ook een broertje of zusje krijgen, of voor ouders die hun kroost willen vertellen waar de kindertjes nou precies vandaan komen. Een lief boek voor vijf jaar en ouder.
illustraties: Yvonne Jagtenberg
Rubinstein, mei 2017
Max van Mars is anders dan de andere kinderen. Logisch, want hij komt van Mars. Zegt hij. Hij is een buitengewone bijzonder buitenaardse jongen met een missie: hij moet het alledaagse leven op aarde leuker maken. Ga er maar aan staan!
Max’ drukbezette ouders laten hun zoon over het algemeen zo’n beetje zijn gang gaan, maar Max’ meester op school is niet zo blij met een leerling als Max. Meester Sterk is een ongelovige, vreselijk saaie, niet grappige man, en erg hardleers als het op bijzondere jongens als Max aankomt. Hij begrijpt bijvoorbeeld echt niet dat het heel noodzakelijk is dat Max in de vensterbank ‘niets’ ligt te doen. Als je niets doet, krijg je goede ideeën, beweert Max, nietsdoen is voor mensen op Mars van levensbelang.
Een schooljaar lang hebben Max en meester Sterk heel verschillende ideeën over hoe er met mensen van Mars moet worden omgegaan. Maar als Max terugkeert naar Mars, geeft zelfs meester Sterk toe dat hij de Martiaan in zijn klas toch wel een beetje mist.
Max had te veel fantasie én te veel bravoure. Dat was onhandig op school, vond meester Sterk. Daardoor werden andere kinderen in de war gebracht en belangrijker: hijzelf als meester ook. Het maakte hem onzeker. En dat vond Anton Sterk een vervelend gevoel.
Je zal maar een buitengewoon bijzonder buitenaardse jongen in je klas hebben. Voor de andere kinderen is Max een zegen, want als Max in de buurt is, valt er altijd wat te beleven. Niet ieder kind gelooft in Max’ buitengewone afkomst, maar Max kan erg overtuigend zijn en het is moeilijk om niet voor zijn prachtige fantasievolle verhalen te vallen. Voor zijn wat bangelijke vriendje Rick is een vriend als Max van levensbelang. Dankzij Max wordt hij dapperder en durft hij meer.
Of Max werkelijk van Mars komt en aan het einde van het schooljaar teruggaat naar zijn planeet? Dat mag je zelf bedenken. Wat er precies gebeurt, is op een aangename manier opengelaten.
De fantastische Max van Mars is een grappige ode aan de fantasie. Jongens als Max geven het leven kleur. Het boek is geïllustreerd met zwart-wit tekeningen van de auteur, al zouden ze ook van Max zelf kunnen zijn. Max van Mars is een leuk, toegankelijk boek voor lezers van negen jaar en (veel) ouder.
illustraties: Elly Hees
Van Goor, september 2008
Tot nu toe verliep de levens van Kaya van der Laken en Simon Stommel heel rustig. Ze hielden namelijk allebei een winterslaap, want ze zijn allebei dom en lelijk. Dan kun je maar het beste kalmpjes aan doen. Hun winterslaap komt wreed ten einde als lieve juffrouw Francien verhuist en in haar plaats juffrouw Pots verschijnt. Juffrouw Pots is een ramp! Juffrouw Pots is een afgrijselijk mens van zeker 1.90 meter lang, ze heeft handen als kolenschoppen en maat 46 voor schoenen. Ze ziet eruit als een mislukte reuzin. En juffrouw Pots heeft de idiootste straffen voor als de tafels niet precies 80 centimeter uit elkaar staan of voor als je niet weet hoe de langste rivier van Oezbekistan heet. Juffrouw Pots moet weg, dat is duidelijk. En daar gaat Kaya voor zorgen. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Intussen wordt er ingebroken bij kinderen uit Kaya’s klas. Heeft juffrouw Pots hier iets mee te maken? En de lieve meester Harry? Dat kan toch niet! Kaya gaat op onderzoek uit.
Juffrouw Pots zou een zus van juffrouw Bulstronk (uit Matilda van Dahl) kunnen zijn: groot, griezelig, ijzersterk, onrechtvaardig, gemeen. En natuurlijk geloven de ouders niet dat een juf zo gruwelijk kan zijn als juffrouw Pots. Gelukkig is daar Kaya, een meisje dat aanvankelijk haar best deed de sloomste duikelaar van de wereld te worden, maar dat in feite bruist van de energie. Het resultaat is een boek dat ook bruist, schuimt en schudt, want de lezer schatert het geregeld uit. Wat er precies met juffrouw Pots aan de hand is, wordt heel langzaam duidelijk. Dat ze het niet merkt als ze in drie punaises gaat zitten, is de eerste kleine aanwijzing, waar je aanvankelijk nog overheen leest. De oplettende lezer ziet steeds meer signalen. Het boek eindigt als een soort detective. Juffrouw Pots wordt ontmaskerd.
Kortom: Juffrouw Pots is slapstick, humor en spanning en dat is een ideale mix voor een grote groep lezers. Laat dat maar aan Tosca Menten over; het is niet voor niets dat haar boeken zo populair zijn. De illustraties van Elly Hees vullen het verhaal mooi aan.
Ondanks de 250 bladzijden is het boek ook geschikt voor de minder gretige lezers, want de bladspiegel is ruim en de lezer wil dolgraag weten hoe het verhaal afloopt.
Juffrouw Pots is een toegankelijk en humoristisch boek, geschikt voor negen jaar en ouder.
illustraties: Elly Hees
De Fontein, september 2016
Het land Costa Banana wordt bestuurd door president Pablo Fernando. In feite is Fernando een soort dictator, maar wel een heel kinderachtige. Hij bedenkt allerlei rare wetten (“baby’s moeten een Fernando-knuffel hebben. Als ze er geen hebben, worden ze verbannen naar een onbewoond eiland”) en iedereen moet inzien hoe briljant hij is.
Wanneer Fernando op tv een show ziet van de hypnotiseur Ravi Ravioli, wil hij dat de man onmiddellijk in het paleis komt wonen. Ravi moet hem leren hypnotiseren. Als Fernando kan hypnotiseren, steekt hij de presidenten van de Verenigde Staten, Colombia en Frankrijk zo in zijn zak. Fernando’s zoon Fico is diep onder de indruk van Ravi, maar dochter Rosa vertrouwt de man niet. Ze ontdekt dat Ravi een bedrieger is die goocheltrucjes uithaalt en die snode plannen heeft. Hoe moet ze die gladde griezel stoppen?
Het landje Costa Banana kennen we al uit De Gruwelijke Generaal (2015). Dit tweede deel is onafhankelijk van het eerste te lezen, al is het wel leuker om met de Generaal te beginnen, omdat je dan beter op de hoogte bent van de wat vreemde gang van zaken in Costa Banana.
Dat Ravi Ravioli niet te vertrouwen is, begrijp je vanaf de eerste bladzijde waarop hij opduikt. Alleen Rosa heeft dit ook in de gaten; zij is opnieuw de slimme hoofdpersoon die uiteindelijk de slechterik ontmaskert, al is ze ‘maar’ en meisje. Opnieuw krijgt ze hulp van haar aardige onderwijzer en uiteindelijk ook van haar broertje Fico. De lezer kan heerlijk met haar meeleven, en –griezelen.
Al met al lijkt De ongelooflijke Ravi Ravioli sprekend op zijn voorganger De Gruwelijke Generaal. Het is een hilarisch boek in de sfeer van Tosca Menten, dat waarschijnlijk flink gaat scoren bij de Kinderjury van 2017. Grappen en grollen, hier en daar een tikje griezelig, met plezier en vaart verteld, zo nu en dan flink over de top, maar ook een toegankelijk verhaal dat door heel veel kinderen gretig gelezen zal worden. Geschikt voor een grote groep lezers van negen jaar en ouder.
illustraties: Annet Schaap
Van Holkema & Warendorf, september 2016
Op een dag krijgt Bibi een briefje van Botje. Botje is een kleine robot met 94 gigabite RAM-geheugen, maar ze is ook het robot-vriendinnetje van Bibi. Botjes maker, Appie Eensteen, is van de trap gevallen en hij is nu weg. Botje weet niet waarheen. Samen met hun vriendje Midas gaan Bibi en Botje op zoek naar Appie.
Appie is opgenomen in een soort ziekenhuis: het hersenherstelcentrum. Hij lijdt namelijk aan memoria oblitus, een zeldzame vorm van acuut geheugenverlies. Hij weet niet meer wie hij is en hij herkent Botje niet meer als zijn eigen uitvinding. Al de tijd dat Appie in het hersenherstelcentrum is, kan Botje natuurlijk bij Bibi logeren, geen probleem. Maar op een dag valt het robotje in een vijver en daar kan ze niet tegen. Botje wordt erg ziek en alleen Appie kan haar helpen. Maar dan moet hij wel eerst zijn geheugen terug hebben. Wat nu?
In 2015 verscheen Botje, het vertederende verhaal over een echt-levend robotje dat dol is op olijfolie en op voorlezen. Het boek werd terecht populair en dan kun je er op wachten: er komt een tweede deel. Botje en de zeven schroefjes is opnieuw lief en grappig, maar het is net als met de Superjuffie-boeken: heel leuk, maar meer van hetzelfde. Dat Botje ’s nachts met haar handje in het stopcontact moet slapen om opgeladen te worden, dat weten we al, net zoals haar andere grappige eigenschappen. Natuurlijk is het spannend als Botje in het water valt, want iedereen begrijpt dat een robotje niet tegen water kan. Echt verrassend kun je de ontknoping niet noemen. Een boek als dit hoort helemaal goed af te lopen en dat gebeurt gelukkig ook.
Botje en de zeven schroefjes is prettig lezen; als je Botje uit hebt, kun je naadloos verder. Het boek is opnieuw royaal geïllustreerd met zwart-wittekeningen van Annet Schaap. De boeken zijn onafhankelijk van elkaar te lezen, maar het is wel handiger om met het eerste deel te beginnen. Door de afgeronde hoofdstukken is Botje en de zeven schroefjes ook heel bruikbaar als voorleesboek in de klas. Geschikt voor lezers vanaf acht jaar, voorlezen kan vanaf ongeveer zes. Bliep bliep!
illustraties: Elly Hees
De Fontein, september 2015
Pluim van de Senaat van de Kinderjury 2016
Het landje Costa Banana heeft een president: Pablo Fernando. Sommige mensen noemen hem een dictator en hoewel Fernando het daar totaal niet mee eens is, zit er wel wat in. Hij verzint namelijk heel veel idiote wetten en vindt zichzelf een Grote Geniale Leider. Wie het niet met hem eens is, wordt naar een onbewoond eiland in de Stille Oceaan gestuurd.
Pablo Fernando heeft twee kinderen: Fico (de toekomstige president) en Rosa. Rosa vindt het belachelijk dat zij geen president kan worden. Volgens haar vader kunnen vrouwen geen land besturen. Ze zijn ondergeschikt aan mannen.
Als Rosa ontdekt dat generaal Sjasliek van plan is haar vader af te zetten om zelf president te kunnen worden, is er dan ook bijna niemand die haar gelooft. Alleen haar onderwijzer weet hoe slim ze is en probeert haar te helpen. Maar de tijd dringt en ze hebben nog maar een paar uurtjes om de gruwelijke generaal te ontmaskeren.
De Senaat van de Kinderjury 2016 gaf De Gruwelijke Generaal de Pluim van de Kinderjury en daar hebben ze gelijk in. Het is een hilarisch verhaal dat qua sfeer doet denken aan de boeken van Tosca Menten met een vleugje Roald Dahl. Het start met hoofdstuk 0: een soort proloog die je kennis laat maken met de president en zijn gezin en die enkele van de bizarre wetten opsomt. Daarna gaat het verhaal los. De lezer kan verontwaardigd meeleven met Rosa die ‘maar’ een meisje is, terwijl ze qua intelligentie veel volwassenen plus haar broertje in haar zak steekt. Natuurlijk krijgt Rosa het complot in de gaten en wordt ze de motor achter het verijdelen van het plan van de generaal om haar vader af te zetten. Heel bevredigend. Dat het haar ook nog lukt, ligt voor de hand, maar de weg erheen is vol hobbels, valkuilen en bananen. Als beloning vraagt Rosa om verkiezingen. En die gaan er komen, want mensen moeten zelf beslissen wie hun president wordt.
Dat belooft dus nog wat voor een volgend deel over Costa Banana. Dit boek zal in september 2016 verschijnen en als het op De Gruwelijke Generaal lijkt, zal het waarschijnlijk ook hoog scoren bij de Kinderjury 2017. De Gruwelijke Generaal is grappig, hier en daar wel behoorlijk over de top, maar het is een leuk en toegankelijk boek voor een grote groep lezers vanaf negen jaar. Ook geschikt als voorleesboek in de klas!
illustraties: Annet Schaap
Van Holkema & Warendorf, mei 2016
Alweer het zesde boek over juf Josje, de juf die zodra er een dier in nood is een hap van haar krijtje neemt en verandert in Superjuffie. Een eigenschap die haar in het verleden lastige momenten opleverde, want directeur meester Snor mag er natuurlijk niets van merken dat zij zo nu en dan de klas in de steek laat om even een dier te redden.
Het gaat nu helemaal moeilijk worden, want groep 6 gaat drie dagen op ‘oerkamp’ en naast Juf Josje gaat meester Snor ook mee. Drie dagen doen alsof je in de oertijd leeft is best leuk, maar natuurlijk zijn er weer dieren in nood. Er woont een boer in de buurt die valkuilen graaft en enge klemmen zet om dassen te vangen. De dassen eten namelijk zijn maisvelden kaal. En dan is er Lisa, die net Ronja de Roversdochter gelezen heeft. Haar ouders maken veel ruzie en daarom besluit ze dat ze beter weg kan lopen om in het bos te gaan leven, net als Ronja. Iedereen gaat op zoek naar Lisa: de juf, de kinderen, maar ook alle dieren uit het bos.
Na de jungle en de oceaan blijft Superjuffie weer wat dichter bij huis. In het bos, op een oerkamp, een ‘oerstom kamp’ zoals de kinderen eerst zeggen, al blijkt het er heel leuk te zijn. Niks nieuws in dit boek, gewoon het volgende lekker leesbare boek over die lieve juf die aardige dieren redt, de ontzettend vervelende meester Snor, die steeds vervelender wordt, de kinderen die allemaal solidair zijn met hun juf. Én met Hakim, het vriendje van de juf, die haar geregeld helpt om aan de aandacht van meester Snor te ontsnappen.
Leuk is de scène waarin alle dieren willen helpen om het meisjes-mensje te zoeken dat kwijtgeraakt is, verder is het meer van hetzelfde. Een nieuw seriedeel waarin je krijgt wat je verwacht. Een fijn boek voor de fans van Superjuffie.
Superjuffie op kamp is smullen voor kinderen die zin hebben in een toegankelijk (en nogal voorspelbaar) boek over dieren in nood en over hun redding. Dit boek zal volgend jaar waarschijnlijk hoog gaan scoren bij de Kinderjury.
Voorlezen (ook in de klas; het boek heeft vrij korte hoofdstukken) kan vanaf een jaar of zeven (of groep 4) zelf lezen vanaf negen jaar.
Illustraties: Rick de Haas
Leopold, april 2016
Als Bennie op een ochtend wakker wordt, hoort hij harde knallen. Geen geklapte autoband, zoals papa eerst beweert, nee, het is oorlog! De volgende dag proberen de ouders van Rosa met hun gezin te vluchten naar Engeland, net als de koningin, maar ze kunnen op geen enkele boot mee. Jules mag op een dag niet meer met de tram reizen, maar moet een uur lopen als hij met zijn vriendje Loek wil gaan spelen. Leo mag niet meer naar zijn eigen school en Klaartje en haar familie worden op een dag door politieagenten opgehaald. Ze moeten naar Kamp Westerbork. Zomaar.
Bennie, Rosa, Jules, Leo en Klaartje zijn heel gewone kinderen. Zo voelen ze zich ook, tot ze ineens een gele ster op hun kleren moeten dragen. Ze hebben nog een ding gemeen: op een dag wonen ze allemaal in Kamp Westerbork. Klaartje en Leo zijn er met hun vader en moeder, maar Jules is er in zijn eentje en weet niet waar zijn ouders zijn. De vader van Ruth is er kok en dat is zo’n belangrijke baan dat hun naam gelukkig niet wordt omgeroepen als er mensen mee moeten met een trein. Een donkere trein zonder banken.
Kinderen met een ster geeft een kijkje in het leven van Joodse kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hummels, die geen idee hebben wat er gebeurt en waarom ze in Westerbork terecht komen. Ondanks hun angst of verdriet maken ze er het beste van: ze gaan naar school, ze spelen dat ze een hondje hebben en ze bouwen een hut voor het Loofhuttenfeest.
De verhalen van de kinderen zijn gebaseerd op die van mensen die als kind werkelijk in Westerbork zaten opgesloten. 18.000 Joodse en 100 Sinti kinderen zijn er weggevoerd.
Een indrukwekkend boek met (voorlees-)verhalen én een boek om samen over te praten. Je kunt het boek achter elkaar lezen, als één verhaal, maar dan is het misschien een tikje verwarrend dat in elk verhaal een ander kind de hoofdrol speelt. De verhalen volgen elkaar wel in chronologische volgorde op.
Het boek is geïllustreerd met gekleurde tekeningen van Rick de Haas. Kinderen met een ster is een mooi verzorgd boek dat op iedere boekenplank en op iedere school thuishoort. Acht jaar en ouder.
illustraties: Georgien Overwater
Lannoo, september 2015
Max woont in een keuken. Niet zomaar een keuken, maar de keuken van een gevangenis. Hij woont al sinds hij een klein jongetje is bij zijn tante Kokkie. Max vader is de koning van Mocano en Max is dus eigenlijk een prins. In het geheim.
Kokkie kookt overheerlijk, voor de gevangenen en voor Max. Niemand mag weten dat prins Max bij zijn tante woont. Een paar vrienden zijn natuurlijk wel op de hoogte. Zo is daar Trixie, de dochter van de directeur. Zij is altijd wel te porren voor een avontuur.
En zo’n avontuur beleven ze als Max achter in een grote oven een deurtje ontdekt. Het zit op slot. Wanneer ze met veel moeite het deurtje open krijgen, zien ze een smalle gang. In die gang is een kist verborgen, waarin zakjes zitten met beeldjes van hagedissen erin. Wat is er aan de hand? Max en Trixie gaan op onderzoek uit, al mag er niemand iets weten van de geheime gang. Ook Kokkie niet. Maar wat is het moeilijk om voor haar iets verborgen te houden!
Een levensgrote keuken is best een aardig decor voor een grappig avontuur. Allemaal verschillende ijskasten, voor allerhande verschillende ingrediënten… het is natuurlijk niet handig om een dutje te doen in zo’n ijskast, want daarna moet je weer ontdooid worden in de oven. En zo ontdekt Max dus dat deurtje. Er zijn wat vraagtekens voor de kritische lezer (waarom stikt Max niet als hij in een oven ligt te ontdooien? Hoe zit het nou met zijn ouders? Waarom mag niemand weten dat hij bij Kokkie woont?) maar in de sfeer van het verhaal ga je hier wel in mee.
Het geheim achter het fornuis is meer dan royaal geïllustreerd met zwierige tekeningen van Georgien Overwater. Zo komt het dat je een boek van 248 bladzijden nog redelijk snel uitgelezen hebt. Het boek is het Nederlandse antwoord op alle Boomhutten, Losers en Mutsen, al heeft het wel wat meer tekst. Er gaan uiteraard meer delen volgen.
Het geheim achter het fornuis is een grappig en tikje over-de-top boek dat een grote groep lezers aan zal spreken. Max is de verteller van het verhaal; een hoofdpersoon waar je vanzelf van gaat houden. Voorlezen (niet in de klas, daarvoor zijn de illustraties te belangrijk) kan vanaf acht jaar, zelf lezen vanaf negen.
illustraties: Katrien Holland
Luitingh-Sijthoff, oktober 2015
Siri (10) woont in Frankrijk, in een hotel aan de N19. Hotel Bonbien is een klein hotel, mensen blijven er doorgaans maar één nachtje. Het is voor Siri’s ouders moeilijk om het hoofd boven water te houden. Ze maken dan ook veel ruzie, soms zo erg dat het servies door de keuken vliegt. Wanneer de ouders van haar vriendin Sylvie plotseling gaan scheiden, wordt Siri bang dat de hare ook uit elkaar willen. Hoe moet het dan verder met Hotel Bonbien? Er is geld nodig, denkt Siri, want dan hoeven haar ouders daar geen ruzie meer om te maken. Maar hoe komt ze aan veel geld?
Dan heeft Siri geluk (nouja…) want ze valt uit een boom. Door de klap op haar hoofd heeft ze ineens een krankzinnig goed geheugen. Haar broer Gilles geeft haar op voor een geheugenwedstrijd in Duitsland. Hoofdprijs is € 7000,-!
Maar of een fikse som geld nou de oplossing voor de ruzies van haar ouders is?
Siri’s ouders verschillen hemelsbreed van elkaar: haar vader is de nauwkeurige boekhouder, die graag heeft dat alles verloopt zoals gepland, terwijl haar moeder pas echt op stoom komt als de zaken uit de hand lopen. Ze kookt de verrukkelijkste maaltijden en smijt met de borden als ze kwaad wordt. Logisch dat deze twee mensen nogal eens botsen.
Met de lezer ontdekt Siri dat mensen die veel ruzie maken toch ook veel van elkaar kunnen houden. Kibbelt ze zelf niet de hele dag met haar oudere broer Gilles, die haar pesterig ‘keutel’ noemt? Dit soort ontdekkingen die niet letterlijk beschreven worden, maken Hotel Bonbien erg de moeite van het lezen waard. Siri is een tienjarige die flink kan tobben, maar tegelijkertijd gewoon kattenkwaad uithaalt, geniet van haar zomervakantie en in feite liever denkt in oplossingen dan in problemen. Dat ze door de klap op haar hoofd ineens in een genie verandert, nemen we maar even op de koop toe.
Hotel Bonbien is een toegankelijk en luchtig zomeravontuur, waar een groot probleem achter schuil gaat. Het is een verdienste van de auteur dat het verhaal niet verzandt in oppervlakkig Slee-achtig gebabbel of juist in loodzware kost, maar dat het precies de juiste balans heeft gevonden tussen moeilijkheden en plezier. Dit is mede te danken aan Siri, een hoofdpersoon waar je onmiddellijk dol op bent. Hotel Bonbien is een boek zoals we er meer willen lezen. Geschikt voor lezers vanaf negen jaar.
illustraties: Rick de Haas
Leopold, september 2015
Op een nacht wordt Melle wakker omdat er iets op de rand van zijn bed zit. Het lijkt op een bolletje wol met armpjes en beentjes. Zodra Melle het licht aandoet, is het bolletje verdwenen. Niemand wil geloven dat er zo’n wezentje in Melle’s kamer zat, ook papa niet. Toch hoort Melle een telefoongesprek tussen papa en een onbekende, waarin papa vertelt dat Melle een ‘Gorgel’ heeft gezien. En dat hij Melle niet bang wil maken.
Het bolletje blijkt een Gorgel te zijn. Deze Gorgel in Melle’s kamer heet Bobba. Hij moet Melle beschermen tegen Brutelaars: enge wezentjes die kinderen ziek maken. Maar als Bobba zwaar gewond raakt in een gevecht met een Brutelaar, moet Melle hulp gaan zoeken. Bovendien zijn er heel veel Brutelaars op weg naar Nederland om heel veel kinderen ziek te maken. Hoe moet Melle Bobba en de andere Gorgels helpen om de Brutelaars te verslaan? Gelukkig heeft hij een heel slim plan en krijgt hij hulp uit onverwachte hoek.
Cabaretier Jochem Myjer debuteert met De Gorgels als kinderboekenschrijver. Het is een nogal klassiek verhaal geworden: bescheiden jongetje sluit vriendschap met een raar wezentje en samen beleven ze een avontuur dat dankzij de slimmigheid van het jongetje helemaal goed afloopt. De belangstelling van Melle voor vogels en voor de natuur is een belangrijke toegevoegde waarde; zonder dit aspect zou het verhaal in een overdaad aan fantasie blijven steken. Nu is de balans tussen fantasie en werkelijkheid mooi uitgewerkt.
Qua taal is het boek vaak wat houterig en uitleggerig. Het aangeleerde taaltje van Bobba is grappig, met veel ‘zeg maar’ en ‘of niet of wel’, maar op het moment dat de auteur aan het woord is, hadden redacteur en auteur (zeker in het begin van het boek) wel eens wat meer de delete-knop mogen hanteren.
De Gorgels is royaal geïllustreerd met gekleurde tekeningen van Rick de Haas, zodat er tijdens het voorlezen ook nog veel te kijken valt. Ze maken van De Gorgels een aantrekkelijk voorleesboek dat door veel kinderen gewaardeerd zal worden. Voorlezen kan vanaf een jaar of vijf, zelf lezen vanaf acht jaar.
Querido, september 2015
Dit boek is ook opgenomen in Mee met de dierenambulance.
Het zal je maar gebeuren als je vrijwilliger bij de dierenambulance bent: je moet naar een adres waar iemand een krokodil heeft zien scharrelen! Of je belandt midden in een burenruzie, waarbij de ene buurvrouw de andere uitscheldt voor ‘rotwijf’ en ‘dierenbeul’ omdat haar kat in de tuin van de buren in een betonnen buis is gevallen. Of je moet even een spin ophalen, een grote, harige huntsmanspin die uit het laatje van een houten kastje kwam kruipen. Het kastje was juist per schip uit Bali afgeleverd. Huntsmanspinnen kunnen behoorlijk bijten, het is maar dat je het weet. Of je moet naar een supermarkt, waar zojuist tussen de bananen een baby-gekko uit een ei is gekropen. Of je moet een zwaargewonde kat onder de motorkap van een auto uit zien te halen…
Net als in We gingen achter hamsters aan (Querido, 2014) schrijft Bibi Dumon Tak in dit nieuwe boek over haar vrijwilligerswerk bij de dierenambulance in Amsterdam. Weer zijn er gekke, gewone en griezelige situaties waarin ze terecht komt. Vaak komt het goed met de dieren waarvoor de ambulance uitrijdt, soms loopt het ook minder goed af. Ronduit verdrietig is het hoofdstukje over poes Polly die in de gracht valt en er niet meer uit kan.
Ook weet je voortaan hoe het er bij de telefooncentrale van de dierenambulance aan toe gaat en hoe vrijwilligers mogen oefenen voor Eerste Hulp bij Honden op oefenhond Lima. Lima is overigens geen vrijwilliger: ze vraagt tien brokjes per uur. Ze vindt het dan wel goed dat je mond-op-hond-beademing op haar probeert!
Wie na de Hamsters meer wil lezen over de dierenambulance, kan met We gingen op krokodillenjacht naadloos verder. In feite is dit een informatief boek over dieren, maar alle gebeurtenissen lezen zo soepel als fictie. Het is een fijn boek dat vertelt over de leuke kanten van het werk bij de dierenambulance, maar dat de nare gebeurtenissen niet verdoezelt. De dood van een dier hoort ook bij het leven.
We gingen op krokodillenjacht is opnieuw een heerlijk boek voor alle dierenartsen in de dop en voor kinderen die later óók vrijwilliger bij de dierenambulance willen worden. Dankzij de afgeronde hoofdstukken is het boek bovendien een aanrader voor kinderen die niet zo graag lezen.
Geschikt voor negen jaar en ouder.
Pagina 7 van 10